In dankbare herinnering aan
Pater Nolbertus Andreas Petrus Cloin scj.
Mijn afscheid.
Het is een zegen als je meer dan 80 jaar op deze aardbol mag rondlopen, toch zeker als je geen slepende ziekten hoeft mee te maken.
Mijn leven begon in Dongen, Zo ongeveer op de vooravond van de tweede wereldoorlog, ik was de tweede in het gezin en na mij kwamen er nog vier zussen. De jongste en de oudste waren jongens. Na de oorlog moest ik zes weken naar een gezondheidskolonie in Eersel om aan te sterken ofschoon ik me niet kan herinneren dat ik thuis ooit een boterham te kort was gekomen. Het zal zo geweest dat onze ouders zich vooral om de kinderen bekommerden. Vader was katholiek, geboren in het laatste huis van Klein Dongen, meteen grenzend aan het daarbij aansluitende protestante s’ Gravenmoer. In die tijd betekende dat heel veel want je kocht brood bij de bakker en vlees bij de slager van je eigen kerk, maar mijn ouders waren eigenwijs en kozen bijvoorbeeld voor de protestante dokter Koekoek. Pa was kritisch: hij weigerde aan de deur de kalender van het Nieuwe Heilig Jaar te kopen met de opmerking dat ieder jaar een heilig jaar was. Moeder was religieus en vroom en ook altijd ziek, dikwijls in bed en ze beleefde haar geloof daarom meer aan de binnenkant dan met kerkbezoek. Als kind al wilde ik priester worden: mijn ouders hebben me daar nooit toe gedwongen maar wel toe aangezet en ik weet dat ze daar best blij mee waren.
Ik ging “op studie ” zoals ze dat toen noemden: in Helmond, Bergen op Zoom, Asten, Liesbosch en Nijmegen. De studie moest minstens gedeeltelijk betaald worden. Ik weet niet of mijn oudste broer zin had om te gaan studeren maar hij ging in ieder geval naar de ambachtsschool van die tijd en was er snel bij om te gaan werken en ook om mede mijn studie te betalen. Hij was niet de enige. Ik heb nooit heimwee gehad: misschien omdat ik al in Eersel had geleerd om buiten het gezin te wonen. Mijn jongste broer heeft een tijd nodig gehad om me niet alleen te ervaren als een vreemde die af en toe op vakantie kwam ” bij ons thuis Het leven liep zoals het liep: een gesloten inrichting met aandacht voor Frans, Duits, Engels, Latijn, en Grieks en later vooral veel aandacht voor de studie van filosofie en theologie. Ik vond alles leuk behalve wiskunde en de theologie heeft me weinig gedaan. Er waren geen meisjes in de buurt en er werd gecontroleerd op eventuele bijzondere andere vriendschappen. Op zich geen gezonde situatie maar zo was die tijd. Zeker achteraf heeft dat voor mij heel wat betekent; een rem op seksuele ontwikkeling in ieder geval want over dat taboe werd niet gepraat. En zo werd het 27 maart 1965: de dag van de priesterwijding. Ik was neomist en zo werd ik feestelijk in Dongen ontvangen: de eerste priester van de Maria noodkerk in een nieuwe, vooral arbeiders-parochie. Maar wat moest ik allemaal nog gaan ontdekken.
In Oktober van hetzelfde jaar vertrok ik als missionaris naar Chili. Priester, dat wel; bestudeerd, dat wel; maar tegelijk ook behoorlijk wereldvreemd. Persoonlijke begeleiding in de vorm van coaching en supervisie/evaluatie gesprekken was veel te weinig aan de orde; laat staan praktische stages. Ik voelde me op mijn plek in Chili en had er alle vrijheid in de buitenwijken van de parochie in San Bernardo: leven en werken en helemaal naar eigen inzicht. Kleine zelfstandige zeg maar. Dat lag ook aan mijn pastoor pater Jan van Raaij uit Oosterhout: een bijzondere en onkreukbare persoonlijkheid waar ik veel aan te danken heb en die ik mijn leven lang respecteerde. Ik heb 5 jaar parochiewerk in Chili gedaan en kwam na de vakantie in Nederland en weer terug in Chili, terecht in een politiek gepassioneerd Chili waar ik geen raad mee wist: het werd een periode van 3 jaar zoeken en worstelen, met de politiek, met de kerk, met het geloof en dus ook vooral met mezelf. Het politieke programma van de socialist Allende was als een blauwdruk van het Evangelie. Is leven en werken in Chili hetzelfde als lid worden van de politieke partij van Salvador Allende? Voor veel van de jonge scj’ers was dat de enige weg, voor mij was het een enige weg en daar tussendoor was er alleen maar de twijfel waarbij ook nog eens de onzekerheid kwam hoe ik zelf eigenlijk in elkaar zat, het inhalen van een uitgestelde puberteit waar in mijn opleidingsjaren geen ruimte voor was geweest; totaal weggedrukt. Pas nu dus: van jeugd naar volwassenheid en dan een omschakeling naar nieuwe identiteit. Maar, de grote verandering kwam er wel: met de tijd, met angst soms, vooral met vertwijfeling en onzekerheid, met verdriet ook. Terug naar Nederland, ik moest wel, en op zoek naar mezelf.
Ik heb in die jaren in Nederland geen priesterlijk werk gedaan omdat ik daar ook niet aan toe was. Het lijkt een tegenstelling maar die priesterwijding van ooit gaf me juist toen veel sterkte en moed. Terwijl ik geen “roeping” voelde, wist ik en ervaarde dat ook, dat die er wel was; onuitlegbaar en bijna mystiek. De Geest waait waar Hij wil en wanneer Hij wil, in de kerk en buiten de kerk, binnen de geloofsgemeenschappen van allerlei kerken, binnen mij zelf en onverwacht, ook en zelfs onder en met niet gelovigen. Om dat veranderde en veranderende Nederland, om dat veranderde en veranderende ik beter te begrijpen ben ik de sociale academie gaan doen in Rotterdam. Eén van mijn medestudenten sociaal werker bij Justitie, vroeg me is vragen, zoiets als roepen? Of ik de aalmoezenier van de gevangenis in Scheveningen enige tijd wilde vervangen en daar is het toen begonnen. Toeval bestaat niet. Het sloot helemaal aan bij een scj brief. Daar was sprake van het “gewonde hart van Jezus wat toewijding aan de mensen vraagt maar wat alleen kan door het eigen gewonden hart te aanvaarden”. Aanvaarding en van daar uit verder dus. Het is een vreemde stijl voor mij om het zo te zeggen en te verwoorden; het was en is niet mijn manier van praten maar ik begreep het en voelde me er toe aangesproken.
Het sloot aan bij de levenservaring die ik had opgedaan. Het aanvaarden van het eigen verdriet van jaren en de verwarring van al die jaren werd zo een oplossing en de sleutel voor toewijding aan mensen, maar dan wel op mijn eigen manier. Ik vond dat steeds minder bij de gangbare liturgie. Uiteindelijk staat er in die tekst dan ook nog dat we alleen zo een idee kunnen krijgen over de gevoeligheid van God. Ik las van Willem Jan Otten een bijzondere tekst die me aansprak: “ik ben blij dat ik Jezus niet heb meegemaakt, want ik zou hem niet hebben geloofd; wat me enorm raakt is dat Jezus bij zijn hemelvaart niets achterlaat. Geen leer, geen regeltjes, geen wetten, zelfs geen opvolger; alleen zijn liefde; er ontstond na zijn hemelvaart een gapend gemis en uit dat zwarte gat verschijnt de gemeenschap van gelovigen”.
Een goede vriend van me vroeg me eens of ik eigenlijk wel in God geloofde. Toen ik het bevestigde was zijn wederwoord: ik merk daar weinig van. Onbedoeld was dat een opmerking die me heel goed deed en het herinnerde me aan een opmerking van een confrater die ooit zei: je moet met mensen niet teveel over God praten, je kunt beter met God over de mensen praten. Ondertussen was ik al een liberale katholiek geworden. Al die veranderingen in kerk, geloof, maar toch vooral die in mijzelf, heb ik meegenomen naar het Huis van Bewaring, naar de Spaanssprekende parochie Sagrada Familia en naar het project stichting Jeroen in Delft waar ik enige tijd aan mee deed als vrijwilliger samen met br. Nico Willemse. Nog blijft de droom en ik haal het in de verste verte niet dit naar mensen toe waar te maken, ook al vanwege de “der jaren zat”. De woorden van Paulus zijn me daarom uit het HART gegrepen – als iemand zwak is dan ben ik het wel – Ik heb in Delft mijn 40 jaar priesterjubileum min of meer plechtig gevierd. Ik deed dat bewust omdat ik er niet zeker van was of ik de 50 wel zou halen. Of ik dit leven zo zou volhouden, of ik het met plezier zou kunnen doen en of ik er de jaren voor zou krijgen. Bij dat feest in Delft heb ik toen ook mijn kelk via de missieprocurator aan Chili cadeau gedaan. Die kelk, een dierbaar geschenk van mijn ouders, heb ik toen weg geschonken Nu als dankbaarheid voor de priesterwijding en roeping die ik op eigen manier, en eindelijk rust, heb ingevuld ‘non, je ne regrette rien’. Ubi caritas et Amor, Deus ibi est: God is liefde en dat hoeven we niet eens altijd met woorden te verkondigen, vooral ook niet liturgisch. Wel met daden maar die komen daar automatisch uit voor.
Uit zijn afscheidsbrief.
Pater Wim Halters scj.