Confederatie van de Vlaamse en Nederlandse Provincie


“Dehonianen”

In memoriam Pater Martien Konings.

Martien werd op 2 februari 1930 geboren te Hoeven als derde uit een gezin van 5 kinderen. In 1942 begon hij aan zijn opleiding voor het priesterschap: in Helmond, en Bergen op Zoom. Hij deed zijn eerste religieuze geloften te Asten op 8 september 1951. Studeerde daarna te Liesbosch en Nijmegen filosofie en theologie. Hier werd hij priester gewijd op 19 juli 1956 door Mgr. W. Mutsaerts. Zijn eerste benoeming werd een universitaire studie Klassieke Talen. Na het behalen van zijn Kandidaatsexamen ging hij in 1964 naar Helmond om les te geven en vanaf 1967 in Bergen op Zoom. Hierna werd hij nog voor een jaar benoemd als rector te Helmond. Hij was daar de laatste rector want het seminarie werd gesloten.

Een lang gekoesterde wens ging in vervulling zoals hij zelf zegt, “ik had graag eerder willen gaan, maar de gehoorzaamheid wilde mij als leraar Latijn en Grieks in een van onze kleinseminaries, van waaruit veel missionarissen zijn voortgekomen”. Na een korte voorbereiding vertrok hij in augustus 1969 naar Congo. Hij behoorde niet meer tot de jongsten, maar dat gaf niet. Daar kwam nog bij dat tijdens de rebellie 127 missionarissen in Congo waren vermoord, waaronder 28 SCJ-ers. Veel missieposten waren verlaten, precies in het gebied waar 15 van onze missionarissen door de Simba’s waren vermoord. Na een jaar van voorbereiding in Congo zelf. Dit om de cultuur beter te leren kennen, om minstens een lokale taal, het Swahili te leren. Om geleidelijk aan te acclimatiseren, want het klimaat is er moordend. Ging hij naar Wamba in het Oosten van Congo, wat te midden van de savanne en het equatoriale oerwoud ligt. In dat onmetelijke gebied met zijn vele “bij-kapellen”, verspreid over de velen dorpen die vaak met moeite en vele gevaren te bereiken waren, is hij 10 jaar lang gelukkig geweest en heeft er hard gewerkt. Zelf zegt hij: “Ik kon hun een bijbel geven en las hen daaruit voor, gaf uitleg over wat ik voorgelezen had. Ik kan U niet zeggen hoe tevreden zij waren en hoe ze zich verrijkt voelden. Vervolgens heb ik een school geopend voor de vorming van de catechisten. In die school onderrichten wij ook wat landbouwbeginselen en het fokken van dieren, hetzij voor eigen onderhoud van de catechisten en het financieren van de eigen gemeenschap, hetzij ter stimulering van de mensen om de vele, natuurlijke hulpbronnen te benutten. Het leven was er eenvoudig, en ik deelde er de kleine eenvoudige vreugdes en de vele zorgen van de mensen. Zij toonden zich altijd dankbaar en beschikbaar”.

In 1981 werd hij benoemt voor Kisangani, de stad telde toen driehonderdduizend inwoners, de derde stad van Congo. Nu telt ze ongeveer een half miljoen inwoners met een tiental grote stadsparochies. Ik had er geen moeite mee mij op dat nieuwe arbeidsveld in te voegen. De St. Jozefparochie die ongeveer zestigduizend zielen telde, waarvan ongeveer de helft katholiek was ging Martien opnieuw aan de slag. “Maar hier wachtte me een grote beproeving, zoals hij zelf verteld! Eerst een aanval van malaria, gevreesd door allen, maar die voor mij deze keer verschrikkelijk was. De complicaties waren mysterieus en veel erger dan de malaria. Ik moest terug naar m’n vaderland waar ze me gedurende maanden goede hoop gaven: 90% van de aandoeningen van mijn kwaal zou genezen. Maar ik zat met die overige 10%. Op Pasen kwam de uitspraak van de dokter die onverbiddelijk was: U zult uw verdere leven gehandicapt blijven aan beidde benen. Het was een schrikwekkend moment! Heel mijn verder leven: beperkt, afhankelijk, tot in de kleinste verlangens en behoeften van geen nut meer en tot last zijn voor velen. En het missiewerk in Afrika? Af en uit! Maar, ik herinnerde me dat ik gedurende al die maanden dat ik in het ziekenhuis onder behandeling was geweest, nooit gebeden had om mijn genezing; ik had alleen doorlopend herhaald: “Heer, uw wil geschiede.” Welnu, vanaf die Paasdag ben ik doorgegaan met datzelfde gebed van aanvaarding en offer. Dit gebed heeft in mij elke dag opnieuw een evenwicht van kalmte en beschikbaarheid voortgebracht ten aanzien van iedere gebeurtenis in mijn leven. De artsen, familie en vrienden verwonderen zich daar vandaag de dag nog over. Na nog drie maanden in een revalidatiecentrum te hebben doorgebracht, gaf iemand van het centrum mij een papiertje, waarop geschreven stond: “Voor mij is het een vreugde geweest U te ontmoeten”.

Veel dank! Ik wens U nog een lang leven om de rijkdom van Uw geloof te delen met de armen, om troost te geven aan de bedrukten en vreugde aan wie droevig is. En dat ook U troost en vreugde mag ontvangen wanneer er een moment komt dat U het nodig hebt.” Ik bewaar dat papiertje bij de kostbaarste zaken uit mijn leven, omdat het een soort tweede appèl geweest is en een bevestiging van mijn roeping nu als gehandicapte, met en voor gehandicapten”.

“Zelf zeg ik: ik ben goed gezond, ik heb twee sterke armen, ik kan me in mijn rolstoel voortbewegen, mijn vrienden hebben me een volautomatische auto geschonken, ik heb zoveel tijd dat ik me ook kan interesseren voor wie er erger aan toe is dan ik. Ik moet niet lamenteren over wat ik heb verloren; ik moet veeleer de Heer dankbaar zijn en tot rijpheid laten komen al wat ik nog tot mijn beschikking heb. En dit nog te meer, omdat mijn handicap me geen lichamelijk lijden geeft. Daarom heb ik besloten terug te keren naar mijn missie in Congo”. Mijn confraters waren er ofwel tegen of zij stonden er sceptisch tegenover. Mijn familie was bezorgd. Mijn provinciaaloverste in Zaïre liet me weten: “Wees niet bevreesd! Kom bij ons terug! Zo ben ik teruggegaan en voel me gelukkig. De zondag na mijn terugkeer in Kisangani heb ik de eucharistie gevierd vanuit mijn rolstoel, voor een zeer grote menigte gelovigen. Tijdens de preek heb ik, ik weet niet hoeveel keer, de woorden van Job aangehaald: “De Heer heeft me gegeven, de Heer heeft me ontnomen, zijn heilige wil zij geprezen”. Mij ontsnapte evenmin niet weinig humoristische opmerkingen over mijn verblijf in het ziekenhuis en over mijn toestand in een wagentje. De mensen, die ook tranen in hun ogen hadden, glimlachten toen en klapten in de handen”. Maar de inspiratie van de Heer, mijn eigen toestand als gehandicapte en de raadgevingen van Mgr. Monsengwo, de aartsbisschop van Kisangani, hebben me ertoe gebracht, mij op een andere manier voor hen te interesseren, om missionaris voor gehandicapten te worden, om het “Goede Nieuws” ook naar hen en hun gezinnen uit te dragen. De toestand van de gehandicapten in Afrika is treurig. Niet alleen vanwege een ongeluk of armoede in hun omgeving en ondanks de zeer grote en bewonderenswaardige solidariteit die er heerst, in de familie en in de clan of stam van de Afrikanen. Wordt de gehandicapte, bijna altijd beschouwd of als een ongeluks-brenger, onheilsbode en slechterik, of als een ondraaglijke last. Daarom is een gehandicapte, over het algemeen genomen, een ongewenste, een randfiguur, een uitgestoten uit zijn familie en zijn dorp. En dit in het bijzonder als gevolg van bepaalde antwoorden en beschuldigingen van de medicijnman van het dorp. Toen Martien weer terug was en na rondgekeken en na nagedacht te hebben over wat hij concreet zou kunnen betekenen, is hij begonnen. De St. Jozef parochie bood hem twee lokalen aan; zelf vond hij wat stoelen en een tafel. Al gauw was een Congoleze fysiotherapeute bereid om mee te werken. Dag na dag vond hij het een en ander: wat stoelen, een bedje, geneesmiddelen, werktuigen enz. Na een jaar waren de twee lokalen niet meer voldoende. Vandaag telt het Centrum Simama (wat betekend: “sta op en wandel”) drie lange paviljoens op 3 hectare grond, met een zeer geavanceerde uitrusting en een goed opgeleid medisch- en ander personeel. De verzorging is werkelijk “professioneel”. Ook de Universiteitsklinieken en bepaalde grote ondernemingen sturen hun patiënten of hun assistenten naar Simama.

Toen zijn krachten afnamen en zijn gezondheid minder werd besloot hij definitief terug te keren naar Nederland. Maar eerst moest er een goede plaatsvervanger gevonden worden voor het gehandicapten-centrum. Gelukkig waren de broeders van Liefde uit Gent (België) bereid om het “Centre Simama” over te nemen. Zij waren reeds in Congo werkzaam. Na 44 jaar als missionaris geleefd en gewerkt te hebben in Congo kwam Martien op 1 november 2013 voorgoed terug naar Nederland. Waar hij ging wonen in het Sint Jozefklooster te Nijmegen. Om daar nog een lange tijd te kunnen genieten van een welverdiende rust en van zijn velen contacten en bezoekjes aan zijn zus Jo en zijn broer Peter, verdere familie, vrienden en kennissen, van wie hij veel hield, erg dankbaar was en met wie hij goede banden onderhield. Het was niet altijd gemakkelijk voor hem om na zoveel jaren afwezigheid in Nederland weer thuis te komen en vele dingen te accepteren. In het begin miste hij zijn gehandicapten. Maar ondanks alles kon hij veel zaken gemakkelijk wegwuiven en zeggen och het komt allemaal niet zo nauw. Ondanks dit alles bleef hij toch zijn goede humor en blijheid bewaren.

Martien wij zullen je meedragen in onze herinneringen en in ons hart. Bedankt voor je grote inzet, bedankt voor alles wat je deed voor jouw mensen in Congo, vooral voor de gehandicapten. Bedankt voor je broederlijke liefde, je lach en vriendschap, bedankt ook voor de wijze waarop jij jouw leven samen met je Zus Jo hier in huis en je broer Peter van wie je in het begin van dit jaar afscheid moest nemen. Moge de goede Vader je nu troostend in zijn armen nemen, dat Hij je nu voorgoed de diepste geborgenheid schenkt. Rust nu maar in Gods eeuwige vreugde, hij zal zeker met je zijn, want je bent echt welkom bij Hem.

Met fragmenten uit een interview gehouden in Kisangani door een Italiaanse medebroeder van jaren geleden.

Communiteit St. Jozefklooster. Wim Halters scj, rector.

 

Terug naar vorige pagina