Jan van Kaam IM
Pater Jan van Kaam S.C.J.
(24-06-1922 – 02-07-2015)
Met het overlijden van pater Jan van Kaam is een van de meest pretentieloze en eenvoudige leden van de Vlaams-Nederlandse confederatie van ons heen gegaan. Jan werd geboren in Klundert als oudste uit een heel brave arbeidersfamilie van twaalf kinderen. Als dertienjarige vertrok hij naar ons seminarie in Bergen op Zoom. Na enkele jaren bleek dat zijn aspiraties om het gymnasium daar te volgen groter waren dan zijn capaciteiten daartoe, en eens kreeg hij, bij de vakantie, te horen dat hij niet hoefde terug te komen. Toen is vader van Kaam samen met Jan terug gegaan naar de rector, met de boodschap: onze Jan wil en zal pater worden. Vanwege zijn overige goede kwaliteiten werd hij toch weer aangenomen, maar hij heeft er negen jaar over gedaan voor hij naar het noviciaat ging. Dat was een noviciaat met hindernissen, want omdat Asten onbereikbaar was door de oorlog, begonnen zij in Putte, aan de grens, en na de bevrijding konden zij pas naar Asten, waar ze hun professie aflegden. Jan kwam goed door de hogere studie heen en was dolblij met zijn benoeming voor missie van Zuid Sumatra. 1 april 1953 vertrok hij. Na aanvankelijk wat Indonesisch geleerd te hebben kreeg hij van de overste daar (toen nog pater Hermelink) de opdracht om Javaans te gaan studeren. Die taal heeft hij goed leren spreken. De eerste jaren werkte hij in Metro, en Telok Betung, en werd toen benoemd voor Belitang, waar hij de rechterhand werd van pater Egidius Bellemakers. Vandaar uit is hij een half jaar de plaats gaan innemen van Gregory Yates, die in Tugumulyo pastoor was. Jaren later spraken de mensen daar nog over pater van Kaam, die ze erg hoog hadden zitten, omdat hij veel op huisbezoek kwam. Eenvoudige Javaanse mensen redeneren: de pastoor is een man Gods, dus als hij binnen komt rust Gods zegen op ons huis. Vanaf 1962 tot 1965 was Jan pastoor in Baturaja waar hij meteen de zorg kreeg voor een internaat met 60 kinderen. Toen een van die kinderen, een brave islamitische jongen, tyfus kreeg en in het ziekenhuis belandde, ging Jan hem minstens een, soms twee keer per dag bezoeken, terwijl hij vanuit de islam niemand ooit zag. Die jongen was zo onder indruk van Jans goedheid en bezorgdheid, dat hij vroeg om katholiek te worden. Hij is naderhand een van de steunpilaren geworden van de parochie van Tugumulyo. Trouw gaf Jan de zusters iedere maand de conferentie waar ze recht op hadden, en iedere zondagmiddag gaf hij godsdienstlessen (catechismus) aan kinderen die op staatscholen zaten. De meeste tijd van zijn missionarisleven heeft Jan doorgebracht in het bisdom Tanjung Karang. Hij heeft gewerkt in Metro, Bandar Jaya en Fajar Mataram, waar hij pastoor was. Zijn voorganger had daar een Mariagrot gebouwd had, en toen heeft die plaats zich ontwikkelend tot een bedevaartplaats. Dat paste bij Jan, als groot Mariavereerder. Zijn preken werden, door hun eenvoud, erg gewaardeerd. Hij had een zeer krachtige tenorstem, waardoor hij geen microfoon nodig had. Die waren er trouwens in die tijd nog niet daar. Aanvankelijk deed Jan al zijn huisbezoeken lopend of op de fiets, maar toen hij ouder werd kreeg hij een auto met chauffeur, vooral voor de verre staties. Ooit gebeurde het dat hij onderweg van zijn fiets beroofd werd. De man die dit deed was een protestant. Toen hij naderhand hoorde dat die witte man een pastoor was, kreeg hij scrupules, en is hij hem zijn fiets gaan terug brengen. Maar dat betekende wel dat Jan naar huis moest lopen in die hitte, twaalf kilometer lang, met zijn toog aan. In Fajar Mataram was hij een echte parochiepastoor. De kudde was niet groot, maar hij was er graag, en deed zijn werk op een eenvoudige manier. Elke dag ging hij, lopend of fietsend er op uit om de mensen te bezoeken of godsdienstlessen te geven. Dat heeft hij altijd met veel liefde en ijver gedaan. Ook moest hij elke maand verslag geven van zijn inkomsten en uitgaven. Hij kon dat niet volgens de richtlijnen van het bisdom, die Jan Vranken, de econoom, had opgesteld. Het was dus voldoende dat hij alle inkomsten en uitgaven maar op een stukje papier schreef, dan vulde Jan Vranken het wel in op de juiste manier. Zijn eenvoud en eerlijke godsdienstbeleving maakten op veel mensen indruk en er zijn verschillende jongens geweest die zich door zijn voorbeeld voelden aangetrokken, en die inmiddels priester zijn geworden. Jan had de zorg voor Kedaton, dat toen nog een bijstatie was van Tanjung Karang.. Toen dit een parochie werd, hadden ze een patroonheilige nodig. Men koos toen voor de naam Johannes, naar de naam van hun pastoor. Jan was daar heel trots op. Bij het ouder worden kwamen de kwalen. Jan had diabetes. Daar was men in die binnenlanden niet op berekend, zodat hij benoemd werd als huisbewaker en gastheer van een soort opvanghuis voor confraters of retraitanten . Ook was hij gevraagd kassier te zijn van het economaat. Dat heeft Jan altijd zeer serieus gedaan. Elke dag maakte hij een verslag en vergeleek het saldo met het geld dat er nog in de la lag. Als het niet helemaal klopte dan had hij geen rust. Vanuit Tanjung Karang ging hij iedere maand naar Gisting, naar ons noviciaat, als biechtvader voor de bewoners er van. Toen hij wat ouder werd, en zijn kwaal zich steeds meer deed voelen, terwijl de behandeling er van te wensen over liet, wilde hij naar Nederland. Hij had altijd al gezegd: “als ik voor anderen lastig word, ga ik terug naar Nederland”. 2 mei 1995 kwam hij aan in ons bejaardenoord in Asten. In het begin kon hij nog vaak op assistentie gaan links en rechts, maar na enkele jaren was ook dat te zwaar voor hem. Hij hield zich strikt aan alle voorschriften van de dokter, en daardoor was het mogelijk dat hij de gezegende leeftijd van 93 jaar mocht bereiken. In Asten was hij iemand die er echt helemaal bij hoorde. Iedere avond moest hij zijn partijtje kaarten (jokeren) spelen, anders kon hij niet slapen. Tot enkele dagen voor zijn dood heeft hij dit volgehouden. Toen hij ooit gevallen was met zijn rollator, mocht hij niet meer alleen lopen. Soms moest hij lang wachten tot iemand van de verzorging hem kwam halen. Maar Jan was een toonbeeld van geduld. Vaak zat hij, na het ontbijt, zijn rozenhoedje te bidden in afwachting tot ze hem kwamen halen. Iedere morgen of avond, was Jan een half uur voor de viering al in de kapel. Iedereen had graag met hem te doen. Eenvoudig, ijverig en vroom. Hij was geen man van wie je sprankelende ideeën mocht verwachten. Maar soms kon hij met een heel rake, en vaak geestige opmerking uit de hoek komen. Hij had veel gezond verstand en hij heeft dit tot en met gebruikt in zijn dienst aan de Heer en aan zijn medemensen, vooral die in Indonesië. Toen de dokter hem enkele maanden geleden vroeg of hij nog wilde opgenomen worden in het ziekenhuis om een medische behandeling te ondergaan, zie Jan dat dit niet hoefde. ”In het ziekenhuis is geen kapel waar ik iedere dag heen kan, zoals hier in huis. Daar wil ik dus niet heen. Laat de natuur zijn werk maar doen”, zei hij. Hij heeft maar drie dagen ziek te bed gelegen, en tot de laatste dag is hij bij kennis geweest. Donderdagavond 2 juli 2015 rond tien uur ’s avonds, is hij in alle rust en volledige overgave overleden. Een rijk leven werd afgesloten. Dinsdag 7 juli was de uitvaartplechtigheid, en is hij begraven op het kloosterkerkhof van Asten.
Gerard Zwaard en Arie Bontje