TER NAGEDACHTENIS AAN BROEDER RUTGERUS JOHANNES PETRUS VERBEET scj

1927-2014

Broeder Rutgerus, onder ons Jan, werd 18 april 1927 geboren te Groesbeek in een groot gezin van tien kinderen. Na de schooljaren ging hij werken op de boerderij, thuis en bij anderen. Op 20-jarige leeftijd voelde hij zich geroepen tot het kloosterleven. Legde 8 september 1949 zijn eerste kloostergelofte af in Huize St. Gerlach, Heer. Als kloosternaam nam hij Rutgerus, als herinnering aan zijn reeds lang gestorven vader. Hij was de laatste novice van de novicemeester Pater Nieland, die daarna vertrok naar Amsterdam. Deze zelfde dag werd het noviciaat tijdelijk gesloten en Huize St. Gerlach werd Broederjuvenaat.

Na zijn professie werd Br. Rutgerus benoemd voor het Goot Seminarie te Liesbosch. Hier werkte hij, zoals hij zelf zei, “in de bouw” of in de schoonmaak van het huis, tot februari 1952.

Van die datum tot mei 1956 was hij werkzaam in het Juvenaat te Bergen op Zoom. Toen werd hij benoemd voor het Generalaat te Rome. Rector in Rome was toen Pater Kees Veringmeier, er waren ook verschillende Nederlandse studenten en broeders. Er werd dus onder elkaar nogal wat Nederlands gesproken. Wat niet zo goed was om zich het Italiaans eigen te maken.

Maar het Nederlands overwicht werd steeds minder in de volgende jaren.

Broeder Rutgerus heeft 42 jaar in Rome gewerkt, aanvankelijk binnenshuis. Dat werd grondig op zijn Nederlands gedaan. Zelfs de vloer van de houten lift werd iedere week geboend. Ook was hij tuinman. Het viel niet mee, vooral in de zomermaanden, zo’n grote tuin goed te onderhouden. Bovendien moesten ook de paden goed bijgehouden worden voor de auto’s. Er stonden veel pijnbomen en in het najaar lieten die hun naalden vallen. Daar kwam nog bij dat Broeder Rutgerus ook iedere dag het afval van de keuken per kruiwagen naar de container op straat moest brengen. Die stond op 200 meter afstand. Normaal waren er meer dan 50 bewoners en bij internationale bijeenkomsten nog veel meer. Dat gaf hem veel werk. Bovendien deed hij iedere dag een hoop kleine dingen, die alleen hij maar zag en onmisbaar waren voor de goede gang van zaken. Zo liep hij s ‘avonds het hele huis door om te kijken of er nog ergens licht brandde en alle deuren goed gesloten waren. Vele generaal-oversten met hun bestuur en generaties van studenten is hij zo dienstbaar geweest.

Hij onderhield ook een grote correspondentie, meestal per postkaart. Veel medebroeders in het buitenland kregen zo regelmatig een kaart toegestuurd met Kerstmis, Pasen of hun verjaardag. Vaak waren het de zelfde kaarten. Want die kon je in Rome gemakkelijk krijgen per 50 of per honderd.

Hij zei niet veel, werkte steeds met zijn sigaretje in de mond. Hij was erg goed gezien bij de studenten. Het Italiaans sprak hij slecht, maar wist hen met een paar woorden steeds een treffend antwoord te geven. Om die uitspraken van hem uit te lokken plaagde men hem graag. In de zomermaanden werd hij vaak uitgenodigd om bij studenten-medebroeders van een of andere provincie, b.v. Portugal en Spanje, op bezoek te gaan. In juni 1996, was hij vanwege zijn 40 jarige dienst in Rome, als eregast bij de bisschopswijding van Mgr. Antonio De Sousa Braga op de Azoren. Deze was voorheen lid van de Generale Raad en nodigde Jan uit bij hem te komen wonen, maar daar had hij geen zin in.

Aan het Italiaanse eten kon hij niet helemaal wennen. Er moesten altijd aardappelen zijn, ook op grote feestdagen. En zo werd er dan een apart bordje voor Broeder Rutgerus klaar gemaakt. Hij was wel dol op de Italiaanse kaas, en op de “biscotti”, een bepaalde soort koekjes.

Als hij op vakantie ging naar Nederland, nam hij altijd de trein. Hij had angst om te vliegen.

Met schrik vloog hij in 1996 naar de Azoren en dat werd nog erger toen, eenmaal aangekomen, de reis verder gemaakt moest worden met een propellervliegtuig.

Toen de laatste jaren reizen met de trein duurder werd als reizen per vliegtuig, kon hij niet anders dan veranderen.

Hij was ook een goede religieus. Diep gelovig. Ontbrak nooit in de kapel, was steeds stip op tijd bij alle oefeningen. Steeds bleef hij daarna nog voor zich zelf bidden uit het oude gebedenboek van de Congregatie “Thesaurus Precum” ( Schat van Gebeden). Hij wilde ook per se begraven worden in zijn kloostertoog.

In april 1998 kwam Broeder Rutgerus definitief terug naar Nederland en nam zijn intrek in het kloosterverzorgingshuis St. Jozef, dicht bij zijn familie. Ook hier ging hij werken in de tuin en zorgde voor de kippen. Hij hield van dieren. In Rome heeft hij ook vele jaren enkele schilpadjes verzorgd in de binnentuin bij de kapel. Ook toen hij bijna niet meer kon, zette hij een sproeier met water op zijn rollater, om bloemen die slecht stonden te verzorgen. Rond drie uur ’s middags ging hij zitten bij zijn kippen en gaf hen dan stukjes van een appel.

Hij had ook een goede band met zijn familie. Ontving en ging ook graag bij hen op bezoek, vooral bij zijn zus. Jammer genoeg zijn de laatste jaren veel van zijn familieleden gestorven.

De laatste tijd ging alles trager en trager met hem en hij kwam de rolstoel niet meer uit. Hij had moeite met eten en drinken.

Dinsdag 8 april, 10 dagen voor zijn 87ste verjaardag is hij gestorven. Heel zijn leven was hij dienstbaar geweest voor anderen, totdat hij op deze dag Gods stem hoorde: “Kom goede en getrouwe knecht, ga binnen in de vreugde van uw Heer”.

We verliezen in Broeder Jan een goede, toegewijde en zorgzame medebroeder. Wij danken hem voor zijn onvermoeibare inzet en geloven dat hij nu vertoeft bij de Verrezen Heer.

Communiteit Sint Jozefklooster Nijmegen.

 

Terug naar vorige pagina