Jan Wiggerman
In Memoriam
Pater Johannes Wouter Carolus Maria Wiggerman scj.
Jan werd geboren op 18 december 1936 te Wageningen en nog dezelfde dag gedoopt in de parochiekerk van St. Jan de Doper. Tijdens zijn lagere schooljaren was Jan misdienaar en was hij lid van de jeugdbeweging welpen en verkenners. Toen Jan met de gedachte speelde om priester te worden en dit kenbaar maakte aan zij ouders kwam al heel gauw pater Heggelman bij hen thuis om te vragen of hij niet naar het klein seminarie in Christus Koning te Helmond wilde komen. Zo zette Jan in 1947 zijn eerste stappen in Helmond. De studie verliep goed en na het derde jaar ging hij naar Bergen op Zoom om daar verder te studeren. De overgang was voor hem moeilijk, zelfs zo dat hij in het vierde jaar bleef zitten omdat hij lage cijfers had. Zelf geeft Jan nog een andere reden op want hij was een goed tekenaar had ook nog een taak in de bibliotheek en typekamer. Later zegt hij dat hier de grondslag van zijn levenswerk lag.
Na het eindexamen in Bergen op Zoom ging Jan naar het noviciaat in Asten waar hij zijn eerste kloostergeloften aflegde op 8 september 1957. Hierna verhuisde hij naar Liesbosch voor de studie filosofie. Maar hier werd ook veel toneel gespeeld en aan Jan werd gevraagd om decors te maken voor de verschillende toneelstukken. Hij was ook souffleur. Jan was een gemakkelijke student en alles, zoals hij zelf schrijft, liep van een leien dakje. Na een jaar in Rotterdam op de missieprocuur gewerkt te hebben verhuisde Jan naar Nijmegen om daar zijn theologie studie te vervolgen. Hier kreeg Jan naast zijn studie een baantje en was hij koster, eerst in de grote kapel waar zijn kunstgevoel goed van pas kwam en later in de crypte. Op 7 maart 1964 werd Jan tot priester gewijd door Mgr. W. Bekkers.
In Amsterdam maakte hij het pastoraal jaar en volgde een tiendaagse cursus aan het Tropeninstituut. Omdat het gerucht ging dat de grenzen in Indonesië dicht zouden gaan vanwege de politieke ontwikkelingen was enige haast geboden. Zo vertrok Jan samen met Pater Hans Sondermeijer in april 1965 naar Indonesië. na anderhalve maand varen zetten ze zij er voor het eerst voet aan wal op 23 mei 1965. Na het leren van de Indonesische taal, wat niet meeviel, werd hij pastoor in de parochie van de H. Franciscus van Sales in Palembang (Zuid-Sumatra). Een grote parochie met verschillende kapellen in de omgeving. Al gauw werd aan Jan gevraagd het mededelingenblad genaamd “Percetakan Pengikat” van de toen nog vice-provincie van de Indonesische SCJ te verzorgen. En daarmee begon zoals hij zelf zegt het tweede baantje als drukker, wat later het middelpunt van zijn leven zou worden. Zelf zegt Jan hierover: “Het is mooi werk en moet ook gedaan worden. Het was voor mij een hele opgave, want ik was naar Indonesië gegaan om priester te zijn en niet om een drukkerij te runnen.”
Rond 1970 werd aan Jan gevraagd in zijn parochie de Indo’s op te sporen en dezen te melden aan de Nederlandse Stichting HALIN ( = Hulp Aan Landgenoten in Indonesië). Er woonden nogal van dezen mensen in zijn parochie. Hem werd gevraagd om hen te bezoeken, over hen een kort sociaal rapport op te stellen, de aanvraag om financiële hulp te verzorgen, en een aanbeveling door te geven. Dit ook voor andere parochies en ook eventueel buiten de stad. Dat waren er toen zo’n 70, van wie voor velen de aanvraag werd ingewilligd.
Daar kwam nog bij dat in 1975 de Wet Uitkering Vervolgingsslachtoffers (WUV) in werking trad, voor ex-KNILlers die tijdens de Japanse bezetting in interneringskampen hadden gezeten. Door de Nederlandse Ambassade werden voornamelijk kerkelijke ambtsdragers aangezocht om deze zaak te behartigen. Het werk kwam op hetzelfde neer als bij HALIN, alleen waren de sociale rapporten veel uitgebreider. De meesten die al een HALIN-ondersteuning kregen kwamen er voor in aanmerking, op voorwaarde dat ze ex-KNIL waren (of hun weduwe) en hun medische klachten duidelijk veroorzaakt waren door de ontberingen in het kamp. Jan heeft toen veel onthutsende verhalen over het kampleven en de ontberingen bij het werk aan de spoorlijn in Birma gehoord. Voor al dit vele werk voor landgenoten in Indonesië, kreeg Jan in 1989 een lintje en werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Van 1972 tot 1995 was hij provinciesecretaris. Jan was een goede secretaris en was ook goed in het maken van boekjes voor liturgische vieringen en feesten. Verzorgde ook allerlei publicaties waaronder het mededelingenblad van de Indonesische provincie “Fiat Lux”. Omdat hij te veel werk kreeg, werd Jan vrijgesteld van alle parochiewerk. Alleen was er op dat moment geen vervanger te vinden en bleef hij pastoor tot 1980. Vanaf toen was Jan helemaal vrijgesteld voor al het werk in de drukkerij en voor de provincie. Vooral de drukkerij, maar ook later zijn winkeltje, beleefden een hoogtepunt. Hij had op dat moment zo’n 23 mensen in dienst. Er kwamen veel parochies en scholen om hulp vragen om het een en ander te stencilen of te kopiëren.
In 1980 toen het lopen al wat moeilijker ging werd al gauw duidelijk dat hij aan een erfelijke ziekte leed waardoor zijn bewegingsmechanisme en zijn spraakvermogen slechter werden. Dank zij alle hulpmiddelen die hij in zijn huis in Palembang had aangebracht is Jan zich blijven inzetten voor de vele publicaties en alles wat met de drukkerij te maken had. In 1983 dirigeerde hij nog een grootscheepse verbouwing van de drukkerij, om deze aan te passen aan de behoeften van het vele werk.
Het werd voor Jan steeds moeilijker en daarom besloot hij om eind april 1999 voorgoed naar Nederland terug te keren. Zelf zegt hij: “Ik kon niet meer alléén leven en alles zelf doen, zoals ik dat praktisch mijn hele leven gedaan had”. Zo heeft hij op 10 mei zijn intrek genomen in het St. Jozefklooster te Nijmegen. Dicht bij zijn familie. Maar ook hier ontplooide Jan al gauw zijn vaardigheden van schrijven en drukken in dienst van de communiteit. Het proces van zijn erfelijke ziekte ging verder en de gewone dingen van het dagelijks leven (zoals zichzelf verzorgen, zichzelf verplaatsen) werden steeds zwaarder en moeilijker. Maar toch hield Jan graag de touwtjes in eigen hand en als het dan niet lukte werd hij wel eens kwaad op zichzelf. Zijn grootste opgave was het aanvaarden van zorg en hulpmiddelen. Wat voor hen die Jan verzorgden maar ook voor zijn omgeving niet altijd even gemakkelijk was. Vooral om precies te begrijpen wat Jan bedoelde was niet altijd eenvoudig. Daardoor voelde hij zich erg eenzaam. Maar ook was hij heel dankbaar voor alles wat je voor hem deed.
In alle rust en vrede is hij in de vroege ochtend van 22 september 2014 van ons heengegaan. Jan bedankt voor de jaren dat je in ons midden was, dat je meedeed waar het maar kon, bedankt voor je broederlijke liefde en vriendschap, bedankt ook voor de wijze waarop jij je leven samen met je dierbaren hebt geleefd. Moge je nu voor eeuwig genieten van de vrede en rust, waar je zo naar verlangd hebt.
Namens de communiteit van het St. Jozefklooster
Pater Wim Halters, rector