Den Haag
HET ST. JANSCOLLEGE IN HET VERLEDEN HEDEN EN… TOEKOMST.
Een inrichting voor Middelbaar Onderwijs is een kleine besloten gemeenschap gevormd
door leraren en leerlingen met het uitgesproken doel de laatsten in de gelegenheid te stellen degelijke burgers van de maatschappij te worden. Het spreekt vanzelf, dat dit doel niet kan worden bereikt dan met gedegen medewerking der respectievelijke ouders, omdat op ieder van beide, ouders en school, een gedeelte der opvoedende taak berust. In onze tijd van grote godsdienstige en morele verwarring streeft een zodanige katholieke inrichting van onderwijs er bovendien naar de leerlingen voor hun verdere leven een stevige godsdienstige overtuiging mee te geven, die zij naar alle richtingen in de samenleving kunnen uitdragen.
Dit is inderdaad ook het hoge ideaal dat het Sint Janscollege een nog jonge telg van het in ”s-Gravenhage alom bekende Sint Aloysiuscollege der paters Jezuiten, met grote voortvarendheid tracht te bereiken. Het eigen doel van het jonge college laat zich derhalve niet slechts omschrijven in een succesvol behalen van het einddiploma A of B, als resultaat van een 5-jarige H.B.S.-opleiding, maar tevens in een kulturele opvoeding op godsdienstige grondslag tot alleszins bruikbare leden van onze maatschappij.
Hoewel met recht mag worden gezegd, dat het Sint Janscollege eerst “van gisteren” dateert, heeft het door zijn niet-alledaagse oorsprong en zijn verdere ontwikkeling reeds thans een eigen geschiedenis met perioden enerzijds van ware providentiële opbloei en anderzijds van tegenslag en belemmering, waarboven het moest uitgroeien om te rijpen tot het bloeiende college, dat het in korte tijd is geworden. Het gaat met het leven en streven van een gemeenschap immers als met dat van het individu, het pad gaat niet altijd over rozen; de moeilijkheden, die men soms als stekelige doornen op de levensweg ontmoet, moeten worden opgeruimd door middel van standvastig Godsvertrouwen en een energieke wil ter bereiking van het beoogde resultaat.
Als we het Sint Janscollege een telg noemen van het Sint Aloysiuscollege (kortweg A.C. genoemd), houdt dit reeds bij voorbaat in, dat zijn oorsprong en ontwikkeling een verloop hebben gehad, geheel verschillend van die van menig andere inrichting van middelbaar onderwijs.
SJ biedt “Mient” aan de SCJ
De steeds verdere uitbreiding van de stad naar het Westen leverde talrijke candidaatjes op voor R.K. Middelbaar Onderwijs. Vooral de Parochie van de H. Familie zag zich voor het probleem gesteld van de verre afstand tussen het aan de andere kant der stad gelegen A.C. en deze stadswijk. Bijzonder voor de jeugdige leerlingen was dit een groot bezwaar. Om ook hiervoor een oplossing te zoeken, trad de actieve Pastoor Annegarn in contact met de Paters Jezuiten. Deze verklaarden zich bereid om in dit Westelijk stadsdeel enkele parallel-klassen op te richten als onderdeel van het A.C., en wel met ingang van 1 September 1933.
Zo ontstond nu een H.B.S.-afdeling in enkele van de gemeente gehuurde lokalen, gelegen aan de Mient. Op deze wijze werd dus een aanvang gemaakt met het katholiek middelbaar onderwijs in dit nieuwere stadsgedeelte.
De nieuwe afdeling was in den beginne een teer plantje, dat uitsluitend werd gevoed door leerkrachten van het A.C., het groeide langzaam op en bleek tenslotte genoeg wasdom te bezitten om tot bloei te komen. Er waren weliswaar voor leraren als voor leerlingen enige onaangenaamheden aan verbonden, want welk een grote afstand scheidde de Mient van de Oostduinlaan! Het was immers ondóenlijk alle 1eervakken hier aanstonds te onderwijzen, zodat voor enkele vakken in de eerste jaren nog het A.C. moest worden bezocht. Na de 2e klas doorlopen te hebben, gingen deze leerlingen hun verdere studie voltooien op het A.C. aan de Oostduinlaan. Langzamerhand slechts kon dit veranderen; Ieder, die enigszins met het H.B.S.-onderwijs bekend is, begrijpt, dat dit in den beginne onvermijdelijk is. Maar de nieuwe afdeling was er en groeide.
Maar juist deze groei maakte de bezwaren, voor leraren leerlingen groter. De Paters Jezuiten wilden daarom de nieuw gevormde onderafdeling van het A.C. aan een aparte Stichting toevertrouwen, die zich uitsluitend met de “Afdeling Mient” kon bezighouden. Van deze plannen stelden de Paters S.J. de H.E. Heer Deken in kennis, opdat deze naar een oplossing voor dit onderwijs-probleem kon uitzien. Immers, de levensvatbaarheid van deze jonge afdeling voor M.O. was intussen wel duidelijk gebleken.
Bij het Nieuwjaarsbezoek in 1937 van Pater J. de Groot S.C.J. aan de toenmalige H.E. Heer Deken van ‘s-Gravenhage: Mgr. J.M. v.d. Tuijn, vroeg deze laatste of de Priesters van het H. Hart van Jezus, welke sinds 30 April 1934 in Den Haag waren gevestigd, interesse hadden voor de H.B.S.-afdeling van de Mient. Op het bevestigend antwoord van Pater J. de Groot S.C.J., verwees Mr. J.M. v.d Tuijn hem naar Pastoor J. Annegarn, die met de juiste situatie op de hoogte was.
Dit contact voerde verder naar de Paters S.J., met wie deze aangelegenheid terdege besproken werd. Vervolgens werden verschillende instanties aangezocht om de financiële lasten, welke aan deze afdeling verbonden waren, te overbruggen. De afdeling Mient toch werd slechts voor een gedeelte door het Rijk gesubsidieerd.
Hangende deze financiële besprekingen had op 6 November 1937 een definitieve conferentie plaats met de Paters L. Bonnike S.J., J. Daniëls S.J. en J. de Groot S.C.J. welke aanleiding zou worden tot het overnemen van de Mient-afdeling van de Nederlandse Provincie Van de Priesters van het H. Hart van Jezus.
van SJ naar SCJ
Enkele maanden later was de overeenkomst getekend en met ingang van 1 September 1937 werd de afdeling toevertrouwd aan de nieuwe paters, evenwel onder leiding van de Sint Willibrordusstichting, alias de paters Jesuieten, of de directie van het A.C. Zo trad als vertegenwoordiger van de directeur, pater Jansen S.J., in 1938 Pater J. van Buuren S.C.J. op en als prefect pater H. Paalvast. Begonnen werd met een eerste klas, het volgend jaar met twee en zo kon het plantje gestadig uitgroeien. Om de financiële moeilijkheden te ondervangen werd onder voorzitterschap van de deken van de residentie een comité van enige geestelijken en leken gevormd, dat zou helpen de kosten te bestrijden, waarin het Rijk niet voldoende voorzag. In 1939 reeds werd pater J. van Buuren opgevolgd door pater J. Jak. Intussen kon men slechts over weinig schoolruimte aan de Mient beschikken, omdat een gedeelte van het gebouw in gebruik was bij ’n gemeentelijke kleuterschool, die zich gestadig uitbreidde en steeds meer ruimte voor zich opeiste. Onder het kleine clubje van ruim 30 leerlingen heerste een ware familiegeest, waaraan velen der oud-leerlingen ongetwijfeld met genoegen zullen terugdenken. Zeker, alles was nog lang niet volmaakt, in veel moest men zich behelpen, maar naarmate de afdeling groeide, zou allengs meer en meer in het nodige worden voorzien. Het jaar 1939 was dat der mobilisatie in ons vaderland en het was op vele plaatsen noodzakelijk de militairen in openbare gebouwen onder te brengen. Ook onze school werd hiervoor aangewezen en hiermede begint de lange lijdensweg die onze afdeling gedurende meerdere jaren zou moeten opgaan.
Omdat ook onze lokalen door de militairen werden betrokken, waren wij genoodzaakt om in overleg met de gemeente enkele lokalen in de Daltonschool te betrekken, een imposant gebouw, gelegen aan de Aronskelkweg. Wat vormden we een klein groepje met onze 50-gen tegenover ongeveer 450 leerlingen van deze school. Eerlijk gezegd, erg thuis voelden we ons hier niet en van onderling contact van leraren, n6ch leerlingen was nauwelijks sprake. Te klagen hadden we evenwel niet en onwillig was men tegenover ons evenmin. Hier waren we gevestigd, toen in de vroege morgen van de 10e Mei 1940 de oorlog met de Duitsers uitbrak en het onderwijs voor enige tijd moest worden geschorst. Het Duitse bezettingsleger plaatste zelfs enkele dagen later zijn luchtafweergeschut rondom het gebouw in stelling, zodat lesgeven voor langere tijd scheen uitgesloten. Gelukkig werden de vuurmonden enige dagen later weer verplaatst en kon korte tijd hierna het onderwijs, zij het dan met horten en stoten, worden voortgezet. We behoeven niet te herinneren aan de grote afstand, die de Dalton-H.B.S. van het A.C. scheidde, en meermalen voor leraren als discipelen grote bezwaren meebracht. Toen dan ook de militairen het schoolgebouw aan de Mient hadden vrijgegeven, keerden we gaarne weder naar onze vroegere lokalen terug, maar slechts voor korte tijd, want de kleuterschool aldaar eiste weldra zovele lokalen voor zich opdat de ruimte ons te klein werd en wij wederom naar andere geschikte lokalen moesten uitzien. In deze nood belandden we voor korte tijd in het schoolgebouw aan de Hortensiastraat, waar ons een vriendelijke ontvangst ten deel viel, waar we evenwel niet lang verbleven om te verhuizen naar de christelijke H.B.S. gelegen aan de Populierstraat. Hier stelde men ons welwillend enkele lokalen ter beschikking, die evenwel slechts in de middag konden worden bezet. Dit sloot natuurlijk een algehele omwerking van het lesprogramma in met een verkorting van de lesuren tot 3 kwartier, een verandering, die met enkele wijzigingen gedurende de gehele oorlog zou voortduren. We moesten evenwel tevreden zijn, dat we hier verder rustig konden voortwerken, als we bedenken, dat omstreeks deze tijd het gehele A.C. zowel met zijn gymnasiale als H.B.S.-afdeling vanwege de Duitsers zich moest verplaatsen naar het meisjes- lyceum aan het Lyceumplein en elders en zodoende in vrij grote moeilijkheden geraakten.
Het tijdelijke verblijf in de Populierstraat mocht echter evenmin van lange duur zijn en ten einde raad werd daar om besloten wederom onderhandelingen te voeren met het schoolbestuur van de R.K. Mulo aan de Hortensiastraat om in dit scholencomplex opnieuw een onderdak te vinden. En het gelukte door welwillende medewerking en zachte drang de 3 klassen, die onze afdeling thans telde op de eerste etage van de mulo-school onder te brengen, met dien verstande evenwel, dat de Mulo ’s morgens en wij weer ’s middags van 2 tot 6 uur van de lokalen gebruik zouden maken. Het was hier dat we de moeilijkste oorlogsjaren doormaakten. De bezetters vorderden van tijd tot tijd mannen en jongelingen op voor de arbeidsdienst in Duitsland.
Ook de leerlingen der hogere klassen der middelbare scholen waren niet veilig, zodat meerdere van onze grotere scholieren, bevreesd voor eenzelfde lot, onderdoken in plaats van nog de lessen te komen volgen. Ja, somtijds moest het onderwijs zelfs enige tijd onderbroken worden wegens gebrek aan vervoermiddelen over langere afstand en de gevolgen van de ondervoeding van leraren en leerlingen. Hierbij kwam nog de algehele desorganisatie veroorzaakt door het noodlottige bombardement op het Bezuidenhoutkwartier op 3 Maart 1945, waarbij onder de vele slachtoffers ook de prefect van onze afdeling, de jonge pater Sikkingt het leven verloor. Na deze beproevingen volgde gelukkig op 5 Mei de capitulatie, die een algehele verademing bracht, zodat enkele weken daarna de lessen wederom konden worden hervat.
Van 1943 – 1948
De leerlingen, die tot de 4e klasse waren bevorderd, zetten nog steeds hun laatste studiejaren aan het A.C. aan de Oostduinlaan voort, waar ook de lagere klassen enkele lessen in de z.g. vaklokalen volgden. Zo was de toestand, toen wegens uitbreiding wederom moest worden voorzien in meer beschikbare ruimte. Bovendien is een Mulo-school nu eenmaal niet het meest geëigende onderwijsmilieu voor een H.B.S.-B, waartoe de afdeling meer en meer uitgroeide. Hierbij kwam ten laatste nog, dat wel dankbaar voor de genoten gastvrijheid, de Mulo niet langer mochten beletten haar volledig werkprogram te ontplooien. Dus werd opnieuw met het gemeentebestuur onderhandeld en het was door samenwerking van pater Jansen S.J., rechtens nog steeds het hoofd onzer afdeling en pater Paalvast sedert 1943 zijn plaatsvervanger, dat ons een aantal lokalen aan de Meidoornstraat werden toegewezen (1946). Al was het nog steeds een “etage-school”, na 6 jaren zwerven konden we haar nu toch volgens eigen inzichten als H.B.S. inrichten. Hier was het ook dat onze scheikundige afdeling door de zorgen van de heer Van. Santen en een milde bijdrage van het eerder genoemde comité tot stand kwam. Maar laten we hier aanstonds aan toevoegen, dat de ons toegemeten ruimte in dit gebouw voor de 4 klassen met hun parallelklassen te gering was en daarom de 3 eerste klassen werden ondergebracht in de R.K. Lagere School, aan de Parkietlaan. Het viel de leraren (en soms ook de leerlingen) niet altijd gemakkelijk om het z.g. vrije kwartier zich van de Meidoornstraat naar de Parkietlaan en omgekeerd te begeven. Ook de volgende jaren heeft het probleem van een verspreide school ons bezig gehouden, waardoor naast tal van ongemakken tevens ook de eenheid en de saamhorigheid minder tot haar recht komt. Zelfs thans nog, nu wij dit schrijven, houdt dit vraagstuk ons bezig want dit schooljaar zijn we over niet minder dan 4 plaatsen verspreid.
Meerdere jaren, hebben we in dit schoolgebouw doorgebracht. Hier groeide de B-afdeling uit tot een volledige H.B.S.-B, zodat de leerlingen van deze cursus de laatste 2 studiejaren niet meer aan het A.C. behoefden te beëindigen, hoewel het eindexamen aldaar nog moest worden afgelegd. Voor de leerlingen van de A-cursus bleef intussen nog het feit bestaan dat dezen hun eindstudie aan het A.C. moesten voltooien. Spoedig echter zou ook dit veranderen.
Maar reeds spoedig – we schreven toen 1947 – bleek het nogmaals nodig over meer lokalen te kunnen beschikken en daar de lagere en Mulo-scholen eveneens in dit gebouw gevestigd, gebrek aan ruimte begonnen te krijgen, bleef ons niets anders over dan opnieuw uit te zien naar een geschikter plaats, waar het steeds groeiend aantal leerlingen zou kunnen worden ondergebracht Ten laatste werd ons door de commissie tot schoolruimteverdeling het gebouw aan de Teylerstraat 126 aangewezen, waar thans nog onze afdeling onder de naam van Sint Janscol1ege is gevestigd. (Collège Saint Jean was de naam van het oudste college der Priesters van het H. Hart te Saint-Quentin, gesloten bij de geloofsvervolging in 1905).
Dit gebouw wordt ons echter slechts ten dele toegewezen, het overige gedeelte bleef bestemd voor de School voor winkelpersoneel, die hier reeds ettelijke jaren was gevestigd. Maar wegens het steeds toenemende aantal leerlingen, dat intussen tot 226 was gestegen, dreigde wederom. gebrek aan ruimte en daarom huurde men per 1 Sept.1949 enige lokalen in het nabijgelegen schoolgebouw in de Van Gheynstraat en nog later (1 Febr.1950) een gehele etage van de linkervleugel van het gesticht Groenenstein, gelegen aan de Gaslaan, waar enige der laagste klassen werden ondergebracht. Zo bestaat thans het Sint Janscollege uit het hoofdgebouw aan de Teylerstraat, waar de directie is gevestigd met 3 dependancen, waarvan 2 gelegen in de nabijheid en een 3e in de Kokosnootstraat, zodat de eenheid, ondanks alle moeiten nog niet is bereikt.
Op 1 September 1948 werd ons college door het Departement van O.K. en W. als zelfstandige H.B.S.-B erkend, zodat het voortaan geheel los kwam te staan van het St. Aloysiuscollege der paters Jezuiten. Het college zou voortaan zijn eigen weg betreden, maar sterke banden van vriendschap zouden de beide onderwijsinrichtingen, die zoveel gemeen hebben, ook in de toekomst nog binden. In dankbare herinnering zullen we de uitstekende leiding, vooral in de eerste jaren en de trouwe hulp, die de paters Jezuiten en hun leken-leraren ons geboden hebben, weten te waarderen.
Vanaf 1950Na grondig overleg werd in den jare 1950 onze H.B.S. voltooid door de oprichting van de A-cursus, welke reeds in de eerste jaren verheugende resultaten mocht opleveren.
Intussen was door de tegenwoordige rector van het Sint Nicolaaslyceum te Amsterdam, pater van Marrewijk, voor de leerlingen der 4e en 5e klasse in 1947 de Academie Peter Kanis opgericht, een vereniging, die in haar wekelijkse vergadering een ruimere ontwikkeling der jongelui beoogde. Elk jaar zijn de ouders in, een plechtige openbare sessie getuigen van de vorderingen die de leerlingen in de welsprekendheid, enz. maken.
Om de onderlinge eenheid en saamhorigheid te bevorderen, werd in Februari 1950 het mededelingenblad “De Adelaar” opgericht. Op het titelblad bemerkt men de stijgende adelaar van Sint Jan met als devies: Monte sans forligner: stijg zonder te ontaarden. Onder toezicht van een bekwame redactie verzorgen de scholieren zelf dit bij uitstek nuttige schooltijdschrift, dat elke maand verschijnt en waarin de feestcommissie bij gelegenheid van het lustrum dit historisch overzicht over de ontwikkeling van het college meende te moeten plaatsen.
In hoofdtrekken is hier de oorsprong en de geschiedenis van het Sint Janscollege weergegeven, dat door de bijstand van Boven en de vaste wil der leiders om steeds door te zetten, tot een volledige middelbare onderwijsinrichting is uitgegroeid, al zijn de perspectieven ook thans nog niet uitgeput.
Nu het college medio October zijn eerste lustrum gaat vieren, mag het met grote dankbaarheid jegens de Gever van alle goed terugzien op de hoge vlucht, die het in de afgelopen jaren heeft genomen. Dank zij hier ook openlijk gebracht aan pater directeur en allen, die in onderlinge samenwerking zoveel arbeid hebben verzet. Dat hun werk gunstige resultaten heeft opgeleverd, moge blijken uit onderstaande statistiek over de eindexamens der 5e klassen:
A uitslagen voordat het St.Janscollege zelfstandig werd:
Aantal
Jaartal candidaten geslaagd afgewezen
1945 ‘) 16 16 0
1946 25 21 4
1947 11 11 0
1948 21 19 2
B na het zelfstandig worden:
1949 20 17 3
1950 35 31 4
1951 38 35 3
1952)A 13 13 0
)B 26 25 1
1953)A 13 13 0
)B 28 21 7
1) In dit jaar ontvingen de leerlingen van de 5e klas hun diploma zonder examen.
Nog echter is de interne uitbouw van het St. Janscollege niet voltooid, zoals wij ons dit hebben voorgesteld.
Door technische moeilijkheden was het onmogelijk bij dit Lustrum een nieuwe historische datum te voegen n.l. de omzetting van het St. Janscollege in een Lyceum, zodat naast de H.B.S. A en B ook een gymnasiale afdeling komt. Dit gaat verwezenlijkt worden op 1 September 1954! De historische Septemberdatum blijft gehandhaafd, het historische lustrumjaar liet verstek gaan.
Maar ook de externe uitbouw van het St. Janscollege houdt ons allen bezig. Naast een dankbare blik op het verleden zien wij verlangend uit naar de dag, welke de vier verspreide afdelingen van het St. Janscollege onder één dak gaat verenigen.
Reeds aanstonds na het zelfstandig worden van het St. Janscollege in 1948 werden met de Gemeente onderhandelingen gevoerd ter verkrijging van een terrein voor een nieuw gebouw. Na talrijke besprekingen werd tenslotte terrein gereserveerd voor een nieuwe R.K.H.B.S. in het zg. “Plan Waldeck”. Zoals wellicht bekend, stuit dit plan op velerlei moeilijkheden, zodat het nog steeds niet kan worden uitgevoerd.
Onder goedkeuring en aanmoediging van het Departement van O.K.& W. werd daarom uitgezien naar een ander terrein en opnieuw begon de lange weg van besprekingen en onderhandelen. Nu wij dit schrijven zijn deze besprekingen met de Gemeente in een vergevorderd stadium. Het betreft een zeer gunstig gelegen terrein bij de Laan van Meerdervoort – Thorbeckelaan. Zodra dit overleg met de Gemeente tot definitieve resultaten is gekomen, hoopt het Bestuur van het St. Janscollege met het Ministerie van O.K.& W. de verdere plannen te bespreken. Een zware en grote taak wacht ons: oprichting van een eigen gebouw waar wij alles “aan huis” zullen hebben: school, kapel en klooster. Maar onder Gods zegen en met Uw aller medewerking zullen wij ook hierin slagen, zodat wij eerlang met voldoening kunnen opzien naar ons aller eigen gebouw: “Ons Sint Janscollege”.
Het is heden 20 jaren geleden, dat de paters Jezuiten met het stichten van deze afdeling een aanvang maakten, 15 jaren, dat de Priesters van het H. Hart het werk hebben overgenomen en 5 jaren, dat de afdeling uitgroeide tot het zelfstandig Sint Janscollege.
We mochten deze data niet ongemerkt voorbij laten gaan. Daarom willen wij ze met de leraren, leerlingen, ouders, oud-leerlingen en belangstellenden op feestelijke wijze herdenken om hieruit weer nieuwe kracht te putten om het college verder te doen uitgroeien in het belang van katholiek Den Haag.
Monte sans forligner: stijg hoger zonder te ontaarden.
pater J.Jak scj