2007
H. Hart” en zo kwam hij in contact met de paters
van de Koepelkerk. Na zijn eindexamen H.B.S.-B
vertrok hij naar de Rips om vertrouwd te raken
met de beginselen van Latijn en Grieks. Na novici-
aat en hogere studie werd hij benoemd als cate-
cheet in het Juvenaat te Bergen op Zoom. In dat
verband haalde hij ook het diploma van het Hoger
Catechetisch Instituut te Nijmegen. Al gauw werd
hem gevraagd naar Amsterdam te verhuizen en
aan de Rijksuniversiteit Utrecht biologie te gaan
studeren. Na zijn doctoraal examen mocht hij in
Utrecht blijven als wetenschappelijk medewerker
aan het Biohistorisch Instituut. Hierover schrijft hij
zelf:
“
Professor Dr. Fr. Verdoorn vroeg mij een studie-
richting op te zetten voor Historische Sociale Biolo-
gie. Het ging over de geschiedenis van Mens – mi-
lieu relaties. Vooral de bijdrage daaraan vanuit het
christendom had mijn aandacht. De Bijbel is im-
mers het verhaal van een God, die het niet alleen
heeft willen doen. De aarde en alle leven daarop
heeft Hij ons mensen toevertrouwd. Wij hielden